Vijf veelgehoorde fabels binnen het familierecht

Zoals binnen ieder vakgebied, bestaan er ook binnen het familierecht een hoop misverstanden en fabels. In een poging een deel daarvan voor eens en altijd naar het rijk der fabelen te verwijzen, kaarten wij een aantal van deze veelgehoorde fabels aan in deze blog.

#1 Als een kind 12 is, mag het kind zelf kiezen

We trappen af met de meest gehoorde fabel: wanneer een kind de leeftijd van 12 jaar heeft, mag het zelf kiezen. Meestal gaat het dan om de vraag bij welke ouder het kind gaat wonen of hoe vaak het bij de andere ouder is. Het is absoluut niet zo dat een kind dit vanaf 12 jaar zelf zou mogen beslissen. Tot het kind 18 jaar is, staat het onder gezag van een of beide ouder(s). De ouders blijven dus tot aan de 18e verjaardag van het kind bevoegd om beslissingen over het kind te nemen. Komen zij er samen niet uit, dan is het aan de rechter om daar een knoop over door te hakken. Daarbij wordt het belang van het kind voorop gesteld. Vanaf het moment dat het kind 12 jaar is, wordt het door de rechter uitgenodigd om zijn mening kenbaar te maken over geschilpunten zoals de zorgregeling, hoofdverblijfplaats, verhuizingen en andere gezagskwesties. In alimentatiezaken worden kinderen vanaf 16 jaar uitgenodigd om met de rechter te komen praten. De mening van het kind zal zeker worden meegewogen, maar het is nog altijd de rechter die de beslissing maakt en niet het kind zelf.

#2 Bij co-ouderschap hoef ik geen kinderalimentatie te betalen

Vooropgesteld is de term co-ouderschap geen term die door de wetgever wordt gebruikt. Over het algemeen wordt daaronder verstaan dat beide ouders een (nagenoeg) gelijk aandeel hebben in de verzorging van de kinderen en de kinderen ongeveer evenveel tijd bij beide ouders doorbrengen. Vaak denken ouders dat er in zo’n geval geen kinderalimentatie betaald hoeft te worden, maar dit is onjuist. Naast de dagelijkse kosten van het kind die aan het verblijf zijn gerelateerd, zijn er namelijk ook nog kosten die het verblijf van de kinderen overstijgen. Denk bijvoorbeeld aan een fiets of een laptop. Ook die kosten moeten worden gedragen. Daarnaast dienen ouders naar rato van hun draagkracht bij te dragen in de kosten van de kinderen. Als de ene ouder dus een stuk minder verdient dan de andere ouder, kan het ook zijn dat een bijdrage van de andere ouder nodig is om de verblijfskosten van de kinderen te kunnen bekostigen. In alle gevallen dient dus een alimentatieberekening te worden gemaakt, om te bezien of er over en weer nog enig bedrag aan kinderalimentatie moet worden betaald. Het is raadzaam een dergelijke berekening door een gespecialiseerde familierechtadvocaat te laten maken.

#3 Wij hebben een samenlevingscontract, dus een geregistreerd partnerschap

Vaak horen we dat mensen denken dat ze een geregistreerd partnerschap hebben, omdat ze bij de notaris een samenlevingscontract hebben gesloten. Dit is echter niet hetzelfde. Een samenlevingscontract is een manier om afspraken vast te leggen met betrekking tot een ‘vrijblijvende’ vorm van samenleven. Hierover is niets in de wet geregeld. Het geregistreerd partnerschap daarentegen is wel wettelijk geregeld en wordt aangegaan door middel van een akte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een geregistreerd partnerschap brengt dezelfde rechten en verplichtingen met zich mee als het huwelijk. Zo ontstaat er – mits er geen andere afspraken worden gemaakt – een (beperkte) gemeenschap van goederen, bestaat er recht op partneralimentatie na beëindiging van het geregistreerd partnerschap en moet in dat geval in beginsel ook het pensioen worden gedeeld. Dit alles geldt niet in het geval er enkel sprake is van een samenlevingscontract.

#4 Wij wonen niet meer samen, dus zijn gescheiden van tafel en bed

Sinds het begin van deze eeuw staat niet meer in de wet dat mensen die met elkaar gehuwd zijn, ook verplicht met elkaar onder één dak moeten wonen. Stellen die met elkaar trouwen mogen dus allebei in hun eigen woning blijven wonen en ook is het toegestaan om gedurende het huwelijk later weer apart te gaan wonen. Dit laatste heeft juridisch geen gevolgen[1] en betekent niet automatisch dat je bent gescheiden van tafel en bed.  Aan een scheiding van tafel en bed gaat namelijk eerst een gerechtelijke procedure vooraf en dit vereist een uitspraak van de rechtbank. Na de scheiding van tafel en bed blijft het huwelijk in stand. De scheiding van tafel en bed werd in het verleden nogal eens gebruikt als alternatief voor mensen die vanuit religieuze overwegingen niet van echt wilden scheiden. Tegenwoordig komt de scheiding van tafel en bed nauwelijks meer voor.

#5 De echtelijke woning was voor het huwelijk al van mij (of mijn partner) en blijft dus na de scheiding van mij (of mijn partner)

Op de vraag wie na de scheiding eigenaar van de echtelijke woning is, valt geen eenduidig antwoord te geven. Relevant is namelijk of er huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld of niet, en tegenwoordig is ook nog relevant wanneer het huwelijk is gesloten, aangezien we sinds 2018 te maken hebben met de beperkte gemeenschap van goederen. Voor stellen die voor 2018 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, geldt dat de woning in de gemeenschap is gevallen en dus gezamenlijk eigendom van beide echtgenoten is geworden. Dit geldt ook als de woning voorafgaand aan het huwelijk door slechts een van de twee is gekocht en de woning dus op naam van een van partijen stond. Na de echtscheiding zal de woning daarom moeten worden verdeeld. Zijn er huwelijkse voorwaarden opgesteld, dan hangt het eigendom van de woning af van de concrete inhoud van de huwelijkse voorwaarden. Sinds 2018 geldt de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. Dit houdt in dat alle bezittingen en schulden die voorafgaand aan het huwelijk niet gezamenlijk waren, ook na het huwelijk niet gezamenlijk worden. In dat geval blijft de woning die voorafgaand aan het huwelijk privé eigendom was van een van beide echtgenoten, dus ook na het huwelijk privé eigendom.

[1] Mogelijk wel fiscaal, dus laat je hierover goed voorlichten!