Verplichte verkoop niet gemeenschappelijke woning na einde affectieve relatie

Recent heeft de Rechtbank Overijssel een interessant vonnis (ECLI:NL:RBOVE:2016:4004) gewezen met betrekking tot de verkoop van een niet-gezamenlijke woning. Ons kantoor heeft in deze zaak namens de man opgetreden. Het betrof een kwestie waarbij partijen gedurende een aantal jaren een affectieve relatie hebben gehad. Tussen partijen was een samenlevingsovereenkomst aangegaan. Tijdens deze relatie woonden partijen samen in een woning op naam van de vrouw. Aanvankelijk was sprake van een hypothecaire geldlening die door de vrouw was aangegaan, maar in verband met een verhoging van de hypothecaire geldlening zijn de leningsvoorwaarden gewijzigd en werden beide partijen hoofdelijk aansprakelijk. Kortom, de woning staat alleen op naam van de vrouw en partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de hypothecaire geldlening.

Partijen zijn in 2009 uit een gegaan. De vrouw bleef wonen in voormalig gezamenlijk bewoonde woning en de hypothecaire geldlening bleef ongewijzigd op naam van beide partijen. Voor de man had dit tot gevolg dat hij geen hypothecaire geldlening kon aangaan voor aankoop van een eigen woning. Daarnaast zou de bank niet akkoord gaan met ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man, nu de vrouw arbeidsongeschikt was geworden en zij thans enkel een WIA-uitkering ontving. Het gevolg hiervan was dat de man ‘vast’ zat, immers hij kon geen verdeling vragen van de woning, want hij was geen eigenaar, en daarnaast kon hij zich ook niet losmaken van de hypothecaire geldlening.

Het tussen partijen geldende samenlevingscontract bevatte geen expliciete bepaling(en) over (verplichte) verkoop van de betreffende woning indien ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet zou slagen. Wel was er in het samenlevingscontract een passage opgenomen over afrekening bij einde van de samenlevingsovereenkomst die verband hield met de over- dan wel onderwaarde van de woning.
In deze voor de man zeer ongewenste situatie heeft de Rechtbank geoordeeld dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid sprake is van een onaanvaardbare situatie.
Voor de Rechtbank was dit het beslissende criterium om de vrouw te verplichten tot verkoop over te gaan van de betreffende woning met verplichte inschakeling van een door de Rechtbank bepaalde verkoopmakelaar, welke veroordeling vervalt mocht de bank binnen twee maanden na het gewezen vonnis alsnog de man ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Het bijzondere aan deze uitspraak is dat in het geval een woning en een hypothecaire geldlening op naam van beide partijen staat, hetgeen wordt aangemerkt als een eenvoudige gemeenschap, een van partijen altijd de rechter kan verzoeken de woning ‘te verdelen’. Iemand kan immers niet verplicht worden deelgenoot te blijven in een eenvoudige gemeenschap. Omdat partijen hier enkel gezamenlijk schuldenaar waren met betrekking tot de hypothecaire geldlening en de man niet in enige juridische verhouding tot de woning stond, kon de Rechtbank niet op grond van een ‘gewone’ verdelingsprocedure de kwestie oplossen, maar is aansluiting gezocht bij de beginselen van redelijkheid en billijkheid die de contractuele relatie van partijen beheersen.

Heeft u vragen over een vergelijkbare kwestie? Bel geheel vrijblijvend met een van onze advocaten: 026-3823114